12-13 Aug. 2025
Gebied de Vennekampen ten zuiden van Sellingen vormt de vijfde en laatste geplande dwarsdoorsnede door de ‘verdwenen Eems’ tussen Landegge en Sellingen sinds dit project van start ging. Het is de plek waar de Runde, een veenbeek komend uit ZO-Drenthe, zich voegt bij onze Eemstak. We kozen bewust voor de Vennekampen, een natuurgebied van Staatsbosbeheer, omdat dit het laatste stuk vormt van de ‘verdwenen Eems’ waar we nog een intacte bedding hopen aan te treffen. Vanaf de Wijvebrug begint namelijk het historische Ruiten Aa-tracé dat al talloze ingrepen door de mens heeft ondergaan. Ook is de vraag nog onbeantwoord waarom het dal van de ‘verdwenen Eems’ steeds breder wordt vanaf de doorbraak van de Eemsoever, van 40 m bij Landegge, 80 m bij de Duits-Nederlandse grens tot honderden meters in de Vennekampen.
De boorcampagne in de Vennekampen voldeed aan de verwachting dat we de basis van de rivier te pakken kregen. Vooral boring 18 was een voltreffer omdat op drie meter diepte de grens fijn dekzand (windafzetting) – grof fluviatiel zand (rivierafzetting) in beeld kwam. Daarop volgt een fase van stagnerend water, waarin een fijn organisch sediment, gyttja genoemd, tot bezinking kwam. Het hele pakket gyttja van anderhalve meter dikte is bemonsterd voor laboratoriumonderzoek. We verwachten dat deze afzetting nog uit het laatst van de ijstijd of vroege holoceen dateert. Daarboven ligt een pakket moerasveen van holocene ouderdom.

We kunnen nu een paar algemene conclusies trekken:
- De doorbraak van de Eemsoever vond plaats in een interstadiaal (korte warme fase) van de laatste ijstijd; grove zanden aan de basis verraden dat het water veel kracht bezat.
- Bij Sellingen, 20 km stroomafwaarts, wordt aan de geulbasis nog steeds grof zand aangetroffen, wat wijst op een aanzienlijke waterverplaatsing. Bij het zeer geringe verhang van de rivier (0,025%) is zo’n stroomsnelheid alleen denkbaar bij een bevroren ondergrond (permafrost), anders was het water onderweg geïnfiltreerd.
- Met de gehanteerde boortechniek kunnen we het ontstaan van de oeverdoorbraak en de vorming van meanders niet precies dateren. Dat geldt wel voor de oudste opvulling, de afzetting van gyttja, namelijk in het interstadiaal dat we Allerød noemen, circa 11.500 v. Chr.
- Holocene veenvorming in de geul begint omstreeks 4800 v.Chr.; de rivier vertoont dan nog maar heel weinig stroming.
- Aanwezigheid van mensen en dieren leiden we af uit het optreden van graanpollen en van mestschimmels, typerend voor grote herbivoren. Ze dateren uit de ijzertijd en duiden op de nabijheid van akkers op de oever en grote grazers in het beekdal, wild of gedomesticeerd. In deze periode is de Eemstak helemaal verland.
- Dat de Ruiten Aa vanaf Sellingen stroomafwaarts toch water bleef voeren, weliswaar als smalle beek, komt helemaal op het conto van de zijbeken Runde, Mussel Aa en Pagediep, die hun water uit het Drentse veen kregen.

